Gebruik je een USB-C-kabel om je toestellen op te laden? Om data over te zetten? Of gewoon om een computerscherm aan te sturen? Afhankelijk van je noden, kijk je naar heel verschillende kabels, of naar eentje die alles kan. Hoe zit dat en waar moet je op letten?

In mijn korte-maar-niet-meer-zo-jeugdige leven zag ik al heel wat kabels voorbij komen. USB-A, bijvoorbeeld, kent iedereen vast nog. Die kabel waarbij je je afvroeg of die drie kanten had, omdat je die nooit van de eerste keer, noch van de tweede, correct kon inpluggen. Micro-USB was een hele tijd dé kabel om je smartphone mee op te laden. Dan waren er nog die rare kabeltjes die langs de ene kant USB-A waren en langs de andere kant iets dat ik zelfs niet kan beschrijven – daar sloot je printers mee aan.

Enkele jaren geleden kwam USB-C langs, one smaakje to rule them all. Of dat wilden ze ons toch wijsmaken. Toen de Europese Unie van USB-C de grootste gemene deler maakte, leek het voor eens en altijd geregeld: één format waarmee we alles konden doen. Dat blijkt vandaag nog steeds tegen te vallen: de enige echte win is dat het niet meer uitmaakt hoe je de kabel inplugt; verder ben je nog altijd zeer afhankelijk van je doeleinden om de juiste kabel te kiezen.

One does not simply laadt een laptop op

De ene USB-C-kabel is namelijk de andere niet. Sommige kabeltjes zijn heel dun, andere voelen net iets dikker. De meesten zijn gemiddeld in omtrek. Dat is geen bodyshaming naar die arme kabeltjes toe, dat is gewoon een vaststelling – die gepaard gaat met een andere vaststelling: de dikte van de kabel zegt vaak al iets over waarvoor je die kan gebruiken.

Het kabeltje van mijn Samsung Galaxy Watch 7 (bam, interne link: check) is bijvoorbeeld erg dun. Er wordt dan ook niet veel van gevraagd: mijn horloge laadt op aan een beperkte 10W (huppakee, nog een externe link erbij – waar is die eerste plek in Google?). In vergelijking met een OnePlus 10T is dat een habbekrats; die kon opladen aan een indrukwekkende 150W.

Die OnePlus-kabel was heel wat omvangrijker en in combinatie met het erg clunky stekkerblok is hij mijn persoonlijke superheld. Met deze oplader kan ik (zo goed als) al mijn toestellen opladen, van een smartphone over een Nintendo Switch en Steam Deck, tot mijn laptop. Dat kan absoluut niet met iedere smartphone-oplader.

Powerrrrrr

Dat zit namelijk zo: een standaard smartphonelader ondersteunt tegenwoordig meestal 65W tot 80W. Meer dan genoeg om je smartphone te laden en vaak zelfs aan iets dat op snellaadtempo lijkt. De stekker die OnePlus meeleverde ging tot 165W – meer dan het dubbele. Aangezien lichte laptops minstens 45W vragen om traag op te laden, is 65W op zich wel voldoende, maar voor de meeste laptops zal je zelfs richting 100W moeten gaan.

Maar: het is niet omdat een stekkerblok tot 100W gaat, dat je meteen een laptop kan opladen. Daarvoor moet de kabel Power Delivery (PD) ondersteunen. Die technologie laat het toestel en de lader toe om aan elkaar te vertellen wat ze enerzijds verwachten en anderzijds kunnen leveren. Zonder deze PD is dat een eenrichtingsgesprek dat in dovemansoren valt.

Videodinges

Er zijn dus verschillen in oplaadtechnologie bij USB-C. Dan is er nog de video-optie. De meeste nieuwe computerschermen sluit je namelijk niet meer aan via HDMI, maar wel via USB-C. Niet iedere kabel is evenwel in staat om video door te sluizen. Daarvoor moet je kijken naar een exemplaar dat ‘DisplayPort (DP) Alt Mode’ ondersteunt. Vermeldt de verpakking ‘Thunderbolt’, dan zit je helemaal goed. Die technologie kan namelijk alles: die laat je snelladen, verscheept data over de kabel én kan een computerscherm verbinden met je laptop.

Hoe je ze zonder verpakking van elkaar kan onderscheiden? Bijna niet. Kabels zijn slechts zelden beschreven met hun capaciteiten; ze testen is dan de enige optie. Of je houdt ze netjes gescheiden volgens het nut dat ze dienen – een boodschap waar mijn vrouw en kinderen het blijkbaar niet mee eens zijn, gebaseerd op hun opruimgedrag.

Stekker-kabel-combinatie

Gaan we even terug naar het opladen, dan kunnen we nog een mythe ontkrachten: het kan helemaal geen kwaad om een moderne laptoplader te gebruiken om je smartphone op te laden. Toegegeven, dat kan er eng uitzien: een oplader die groter is dan je smartphone – dat is toch vragen om problemen? Dankzij de USB-PD-standaard kan dat echter geen kwaad. De lader zal dan uitsluitend leveren waar je smartphone om vraagt. Niet meer, niet minder. We hebben het dan wel over de combinatie van een stekkerblok en een kabel die hier beide voor geschikt zijn. Is één van beiden dat niet, dan kan je alsnog vragen om problemen.

Wat er wél zeker kwaad kan: (te) goedkope opladers en kabels die je koopt bij Temu en aanverwanten. 165W, al dan niet met PD of DP Alt Mode, is heel wat voor een toestel en dan wil je niet het risico lopend at een fabrikant dunne bedrading of minderwaardige componenten gebruikt. Dan loop je namelijk het risico op een zomers kampvuurmoment in je slaapkamer, wanneer je ‘s nachts je smartphone oplaadt net naast je kopkussen.

Zulke goedkope exemplaren lopen bovendien het risico dat ze een onstabiele spanning leveren en zo een stroompiek veroorzaken. Dat is niet alleen zeer nefast voor je toestel, maar voor je hele elektriciteitsnet thuis. Als je een elektricien moet laten langskomen ben je heel wat meer kwijt dan die investering in een robuuste oplader.

Weet waar je het stopt

Niet iedere USB-C-kabel is dus gelijk geschapen. Dat betekent ook weer niet dat je alleen nog hoogwaardige kabels moet aanschaffen die alles kunnen, genre Thunderbolts. Het kan natuurlijk eveneens geen kwaad om zowel thuis als op kantoor toch minstens één alleskunner te hebben liggen. Ten slotte is het belangrijk om erop te letten dat je het stekkerblok afstemt op de kabel. Een kabel die niet ondersteunt wat het stekkerblok kan leveren (zoals 150W of PD) combineer je best niet. Weet dus wàt je wààr stopt, dat is altijd het veiligste. Dat geldt zowel bij USB-C als bij… andere zaken.

Plaats een reactie